BIGTRUCK REPORTAGE
WAAROM NIET NAAR KARACHI?
In de jaren zeventig reden Nederlandse chauffeurs regelmatig naar het Midden-Oosten. Zonder telefoon of navigatie, en met in onze ogen primitieve trucks, gingen ze het avontuur aan. Peter Winterswijk laat Hans Thoen aan het woord. Hij opent zijn fotoalbums en voorziet de prachtige afbeeldingen van commentaar.
Hans Thoen, ooit mede-oprichter van de Truckers Club Holland (TCH) geniet inmiddels van zijn pensioen, kinderen en kleinkinderen en zijn DAF torpedo, waar hij zelfs nog mee geracet heeft. Hans steekt van wal: “Als 19-jarige ging ik al internationaal rijden bij J.P. Vis & Zn. in het Westland. Ik woonde toen nog bij mijn ouders in Den Hoorn (bij Delft, red.). Het was in 1973 dat ik in de buurt van Plovdiv in Bulgarije een vracht druiven moest laden. Ik zag daar Istanbul al op de borden staan, dat was een paar honderd kilometer verder. Toen zei ik tegen Marianne, die ook op deze rit bij mij was, dat, als ik nou toch al tot hier ben, waarom zou ik niet verder gaan dan dit?
Dat lijkt me gaaf.” “Marianne zei letterlijk: ‘Ben je nou helemaal besodemieterd!’ Ze zag dat niet zitten. Toch heb ik het doorgezet. Ik solliciteerde en kwam bij Rynart terecht.” Hans, nu waarschijnlijk een stuk bezadigder dan in zijn jongere jaren, weet goed te relativeren. “Het lijkt allemaal ver en dat is het ook. Maar een chauffeur, die bijvoorbeeld 5 keer per week van Rotterdam naar Groningen gaat, legt ook een grote afstand af. Leg je al die kilometers achter elkaar, dan zit je al in Turkije, dus het is allemaal betrekkelijk. Ik deed het niet eens voor het geld, alhoewel het niet slecht betaalde. Ik ging uit nieuwsgierigheid, ik wilde gewoon daar geweest zijn.”
NAAR KARACHI MET EEN 'HAAGSE' F89
Hans komt best cool over, maar dat was als 21-jarige knaap toch wat minder. “Op mijn eerste rit verloor ik 6 kilo, gewoon van de zenuwen. Dat was met een 'Haagse' Volvo F89, je weet wel een F88 met een brede F89 grill er op. Dacht iedereen dat ik 330 pk had, maar het waren er slechts 260. Mijn eerste rit was gelijk al naar Karachi, superspannend allemaal. Tot aan Istanbul viel het allemaal wel mee, het grootste deel van die afstand had ik immers al eerder gereden. Ik was samen met mijn vriend - al sinds de kleuterschool - Rinus Kerkhof, met wie ik samen bij Rynart begon. De Londra Camping in Istanbul kon niet voorbij gereden worden, daar ontmoette je alle collega’s en werden wetenswaardigheden uitgewisseld. Buiten dat je er kon overnachten, waren er nog veel meer mogelijkheden om van je geld af te komen, maar die liet ik graag aan de liefhebbers over. Ik zat op de weg om geld te verdienen en wilde een gezin stichten met Marianne.” Omdat alles nu toch inmiddels zo’n kleine 50 jaar terug heeft plaatsgevonden, gaat het verhaal dat Hans met ons deelt een beetje van de hak op de tak. “Ik weet ook niet meer precies, wat er op welke dag plaatsvond. Ik hield geen dagboek bij.” Gelukkig had Hans wel zijn camera bij zich, waardoor wij van prachtige tijdsbeelden kunnen genieten, bedankt daarvoor. Alle foto’s bij dit verhaal zijn dan ook door Hans zelf gemaakt.
'DIT GAAT FOUT, SPRING UIT DE CABINE!'
“Zo werd ik een keer op pad gestuurd met een Volvo, waarvan de compressor niet zo fris was en de koppeling slipte. ‘Laat maar in Istanbul maken', zei baas Rinus, ‘want daar is het goedkoper.' En, hoewel ik mijn twijfels had, haalde ik Istanbul en ging de trekker in reparatie. Twee dagen later was die klaar, maar net na de brug over de Bosporus ging het fout, de compressor stopte er mee. Bijna geen lucht, dus ook geen remmen meer en met veel geluk en een hartslag die niet te meten was, kreeg ik hem tot stilstand en denderden we net niet het ravijn in. Ik had Marianne, die er deze reis bij was, al gezegd dat ze maar uit de cabine moest springen, want dit zou fout aflopen. Gelukkig niet dus. Goede raad was duur en met Rinus Kerkhof, waarmee ik ook deze reis optrok, besloten we om de Volvo op de trekstang mee te nemen naar Ankara, waar ik een DAF-dealer wist, die dit vast ook wel kon fixen. Dat was wel 500 kilometer verder, maar je moest wat hé. Maar na een kilometer of 20 bleek toch dat het geen doen was en ik seinde dat Rinus maar moest stoppen.”
“Dat deed hij en wij stopten in de buurt van een Turks wegrestaurantje. Samen met Rinus gooide ik de cabine omhoog om te kijken of we er zelf iets aan konden doen. Al snel stonden er Turkse chauffeurs om ons heen. Wij vertelden wat er gebeurd was, dat het in Istanbul gerepareerd was en toen de Turken de rekening daarvan zagen, namen die het voor ons op. We hadden al te veel moeten betalen vonden zij, de werkplaats moest het maar ter plekke komen oplossen anders zouden ze de politie inseinen voor oplichterij. Eén van die Turkse chauffeurs belde op niet mis te verstane wijze met de werkplaats en binnen een uur stond er een servicewagen met twee monteurs bij ons. Toen de compressor weer uit elkaar gehaald werd, bleek dat de oorzaak eigenlijk een lullig dingetje was. De opening in de pakking, waar het persklepje achter zat, was te klein. Daar is een stukje van weggehaald en wat denk je? Hij was weer als nieuw. Met dank aan onze Turkse collega’s, die voor ons opkwamen.”
GEZELLIGHEID ONDERWEG
“Ik zei net, dat Marianne er op die reis bij was. Daar kan ik nog wel wat van vertellen, want toen wij aan haar ouders vertelden dat zij op een rit Pakistan met mij mee zou gaan tot aan Teheran, waren de rapen gaar. Dat zou in geen geval gebeuren, eiste haar vader. Maar wij hadden al een open ticket voor de terugreis vanaf Teheran geboekt en, vrijgevochten als wij waren, ging zij toch mee. Dat was best gezellig, ze ging wel eens meer mee, maar nog nooit zo ver van huis. Dat uitgerekend op die rit de dakairco stuk ging, was dan weer minder. Want met een buitentemperatuur van zo’n 40 graden, wordt het echt warm in zo’n kleine cabine. Marianne zorgde, als wij ergens stopten, voor thee of eten, dat was erg prettig. Tegen de tijd dat we in Teheran waren, sloeg het noodlot bij mij toe, ik kreeg buikloop. Eerder op deze reis hadden Rinus en later Marianne dat ook al gehad, dus we wisten dat het na een paar dagen weer over zou zijn. Terwijl ik ziek in een hotelkamer lag, heeft Rinus Marianne naar het vliegveld gebracht. Dat was niet het afscheid, zoals we ons dat voorgesteld hadden, het ging echter niet anders.”
STENEN NAAR JE HOOFD
“Als we onderweg waren - we waren altijd met minimaal 2 auto’s - zetten we ’s avonds de containers met de konten tegen elkaar, zodat niemand er aan kon komen. Het was ook prettig dat we met containers reden, daarvan kon onderweg het zeil immers niet opengesneden worden. In Turkije had je hele stukken waar je langzaam tegen een berg omhoog reed. Want met 260 pk en zo’n 40 ton treingewicht gaat het niet zo hard. Op zulke trajecten stonden vaak kinderen, hier zouden we het straatschoffies noemen, die om sigaretten vroegen. Gaf je niets, dan kreeg je een steen naar je hoofd geslingerd. Menig ruit is daar gesneuveld. Ik deed dan meestal net of ik wat onder het dashboard vandaan pakte en gaf dan nog wat meer gas om weg te komen. Ook in zulke omstandigheden was je blij met een container in plaats van een zeil trailer. Ik gaf wel eens wat, maar het was onmogelijk om aan al die gasten wat te geven. Daar zou je een met sigaretten afgeladen cabine voor moeten hebben.” Hans heeft inmiddels de Midden-Oosten kaart tevoorschijn getoverd en vertelt verder: “Je had drie gevaarlijke bergpassen om over te gaan, dat waren de Bolu, Kizildag en Tahir. Bij de Tahir-pas had je ook nog te maken met een soort van wasbord in het wegdek. Daar werd je helemaal gestoord van, alles rammelde en vloog door de cabine heen. En bergaf moest je eigenlijk nog voorzichtiger rijden dan bergopwaarts. Het enige wat je had waren de trommelremmen, een retarder hadden we nog niet in die dagen en de motorrem stelde maar weinig voor. Dat heeft bij menigeen voor zware schade en soms erger gezorgd. Want al ben je in een vreemd land en ver van huis, je moet natuurlijk wel nuchter blijven nadenken en vooral niet overmoedig worden.”
AANGEKOMEN IN KARACHI
Met een dampende kop koffie voor ons, vervolgt Hans zijn verhaal: “De rivierbedding bestond uit losse kiezelstenen en daar moest je stapvoets, zonder te gassen, rustig doorheen rijden. Mijn vriend en collega Rinus was er bijna door, toen hij gas gaf en zich prompt ingroef. Goede raad was duur, ik heb toen mijn trailer afgekoppeld en ben hulp gaan zoeken, die ik bij een legerplaats vond.
De andere dag kwam er een 6X6 Tatra takelwagen, die het spul vlot trok en we weer verder naar Karachi konden. Bij Sukkur stak je de Indus over, dat maakte indruk op mij. Eenmaal aangekomen in Karachi, de kronkelige wegen en laatste stuk snelweg achter de rug, bleek dat wat op de vrachtbrief stond - Philips Karachi - niet voldoende was in een hectische stad met 6 miljoen inwoners.
Na veel vragen, vonden we iemand bereid om de ontvanger op te bellen en die stuurde iemand om ons op te halen. Na het lossen bleven we nog een paar dagen in een hotel tot we instructies kregen voor een eventuele retourlading. Dat kon van alles zijn, ik heb al eens een verhuizing geladen, maar ook groupage of Perzische tapijten. Net wat er op dat moment beschikbaar was.”
SPLINTERNIEUWE MACK
Tot nu toe gaat het allemaal nog over ritten met een Volvo F88, maar hoe zit dat nou met die Mack, waar ook foto’s van zijn? Hans moet weer lachen bij de gedachte aan hoe het kwam. “Ik was een keer voor de kerst op de zaak en ging ervan uit, dat ik wel tot na Nieuwjaar vrij zou zijn. Mijn baas zei echter tegen mij, dat hij een rit naar Saoedi-Arabië en Koeweit voor mij had. Ik vroeg aan hem of hij wist dat het Kerstmis zou zijn, daarop beloofde hij een extraatje om tijdens de kerst van huis te zijn. Maar Rinus, zei ik, het is ook oud en nieuw, dan is het ook wel fijn om thuis te zijn. Daarop kreeg ik nog een extraatje toegezegd, maar ik was nog steeds niet enthousiast. Ik zei, dat ik er toch niet zo’n zin in had, want begin januari is mijn vrouw Marianne jarig en daar wil ik ook bij zijn. Zegt Rinus ineens dat ik met die nieuwe Mack op pad mocht gaan. Je moet weten, dat zo’n auto in die tijd de droom van de Midden-Oosten chauffeur was, dus je snapt het wel, ik ging op pad met dat monster. Je moet het in die tijd zien, want hoewel hij niet eens zoveel pk’s aan boord had, ik geloof 285 of zo, was er wel een berg koppel voorhanden. En dan dubbel clutch schakelen met twee versnellingspoken, dat is toch hartstikke gaaf! En een breed bed waar je in de Europese auto’s alleen maar van kon dromen. Met zijn geïntegreerde airco en dubbel aangedreven tandemstel had je één van de best geschikte auto’s voor dit werk. Die trekker was splinternieuw en na 5.000 kilometer moest de olie voor het eerst ververst worden”, zegt hij, “Dat deed ik in de woestijn van Saoedi-Arabië, bij het vliegveld van Ha’il, waar ik gelost had. Gek hè, dat je dat soort dingen nooit vergeet.”
DAF OPHALEN IN TEHERAN
Ook werd Hans een keer met het vliegtuig naar Teheran gestuurd om een achtergelaten DAF 2600 op te halen. “De chauffeur had een reis vol met tegenslagen en de spreekwoordelijke druppel was dat de DAF niet meer wilde starten. Afijn, ik ging vanaf het vliegveld met een taxi naar de DAF, die geladen stond met 23 ton komijnzaad, maar starten, ho maar. Er kwam een hoop herrie onder de auto vandaan en dat was het. Ik kroop onder de auto en zag dat de startmotor los hing, nog net aan de laatste van de drie tapeinden. De rest was al niet meer aanwezig, waarschijnlijk was dat losgetrild en lag ergens langs de weg. Ik heb eerst het overgebleven tapeinde zo goed als het ging vast gedraaid en een voorbijganger gevraagd om in de cabine te gaan zitten. Als ik een gil gaf, moest die proberen te starten, dan hield ik, met de hand, de startmotor op zijn plek. Gelukkig werkte dat en de motor sloeg aan. Ik hield er wel een pijnlijke pols aan over, maar de DAF kon weer rijden! Ik ben naar de DAF-dealer in Teheran gereden en daar werden nieuwe tapeinden gemonteerd.” Hans denkt daar nog weleens aan terug. “Het scheelt, dat ik altijd al interesse in techniek had en ook begrijp, wat er onder de cabine plaatsvindt. Daardoor kon ik mezelf en anderen helpen. Want dat deed je allemaal bij elkaar, helpen. Of het nu een Engelsman of een Roemeen was, als je onderweg iemand met pech zag staan, stopte je om te helpen.”
Hoewel Hans nog uren door kan praten over zijn avonturen, besluiten we om het hierbij te laten. Hans laat zijn Torpedo DAF nog zien, waarmee hij geracet heeft en nog de nodige plannen voor heeft en daarna nemen we hartelijk afscheid van elkaar. Wat een man, wat een verhalen en wat fijn, dat hij zijn camera met zich meenam!
Tekst: Peter Winterswijk. Foto's: Hans Thoen